02 september 2016

Een warme zomer dag.

Het is een warme zomerse dag. Eigenlijk net te druk geweest. Met de hond gelopen, een boodschap gedaan met de fiets en nog heel even met de kinderen naar het zwembad. Maar nu lig ik, met dikke knieën en enkels van het vocht, in de loungebank in de tuin met de voeten omhoog. Ik ben moe. Ik doe mijn best om nog wat te lezen. Een verhaal over de reebokkenjacht. Hoewel het een boeiend verhaal is merk ik dat ik af en toe wat weg dommel, al knikkebollend waarbij ik steeds weer even wakker schrik probeer ik het verhaal toch te lezen.

Na een voorspoedige rit komen we aan bij de jachthut. Snel laden we alle spullen uit en zetten de tent op, waarin mijn 2 oudste dochters en ik zullen verblijven dit weekend. Bokkenjacht, daarvoor zijn we hier. Het is bronsttijd voor het reewild, de bokken zijn in deze periode op zoek naar bronstige geiten die ze kunnen beslaan.* De eerste avond wordt ik samen met mijn middelste dochter op een hoogzit ingedeeld. Mijn andere dochter zit met haar Opa en Oma in een ander deel van het veld.

(*beslaan= de dekking van de reegeit door de reebok)

Bij de hoogzit aangekomen klim ik als eerste de ladder op en open de deur. Emma volgt en wijst direct op de resten van een wespennest. Het is een oud ding en ik veeg het naar buiten. Als we goed en wel een minuut of 5 zitten komt er een wesp de hoogzit binnen gevlogen. We kijken omhoog en zien daar een wespennest hangen wat wél in gebruik is! We verlaten snel deze hoogzit en verkassen naar een andere, die schuin tegenover ons ligt. 

Die avond krijgen we heel wat reewild, en zelfs een damhert, te zien. Een jaarlingbok komt als een pijl uit de boog af op het geluid van de fiep**. Als hij even stil staat schat ik de afstand op 120 meter. “Dat is me nog net te ver” fluister ik tegen Emma. Ik laat nog een keer een fieptoon horen. De jaarling reageert direct en, als een hond, met de neus aan de grond komt hij in hoog tempo de heuvel af in mijn richting. Ik volg ‘m in de bukskijker, maar hij stopt pas als hij naast de hoogzit achter een struik staat. Mijn hart bonst in mijn keel en even ben ik bang dat hij dat kan horen. Met een paar sprongen staat het bokje op 5 meter achter de hoogzit.
Terug bij de jachthut worden de verhalen uitgewisseld. Elise had met Opa en Oma wel een bok gezien maar niet geschoten. Jachtvriend Jan heeft wel een bok geschoten. Eén met een heel apart gewei. Aan één kant een gewone stang en aan de andere kant een heel klein “misvormt” ding met meerdere stekels. Eervol wordt de bok dan, met een borrel, “dood gedronken”. Nadat alle verhalen meerdere keren over de tafel zijn gegaan, wordt er besloten dat er geen ochtend aanzit gedaan wordt zodat ik genoeg rust krijg. Ergens ben ik wel blij met dit besluit, anders zou ik mezelf over vermoeien.

(**fiep= een instrument waarmee het geluid van een bronstige reegeit kan worden geïmiteerd)

Na een, voor mijn doen op dit moment, goede nacht sta ik om half zeven op en ga de hond uit laten. In de jachthut is het nog rustig dus ik neem aan dat mijn ouders nog slapen. Als ik een drie kwartier later terug kom is iedereen wakker.  Er worden verse broodjes gehaald bij de bakker in het dorp en gezamenlijk ontbeten.
De middag  en avond aanzit leveren aanblik op van geiten en meerjarige bokken, maar een jaarling laat zich niet zien. Al met al wel weer een prachtige dag in het veld.
De zondag begint rustig met een ontbijt en daarna heerlijk relaxen in de zon. Mijn dochters gooien stokken in de vijver die de honden braaf apporteren. Ze hebben de grootste lol. Ik besluit ’s middags nog even te gaan zitten op een hoogzit in het bos, samen met mijn oudste dochter deze keer. Deze hoogzit zit niet echt prettig en er is niet veel ruimte.  Bij de eerste “fieptonen” staat er gelijk een reegeit schuin voor ons tussen de varens. Als ik een paar minuten later weer een serie tonen produceer komt de geit tot naast de hoogzit. We kunnen haar mooi opserveren. Langzaam scharrelt ze van ons vandaan in de richting van waaruit ze kwam. Bij de 3de serie tonen springt ze met grote sprongen langs ons af, de heuvel op en verdwijnt achter ons in het bos. Slechts enkele ogenblikken later komt er links een reekalf het veldje op. Rustig loopt het kalf door het hoge gras, maar krijgt dan ineens haast. Het rent onder de hoogzit door en verdwijnt in dezelfde richting als de geit.
Als het begint te regenen besluiten we terug te gaan naar de jachthut.
Aan de grote houten tafel bij de hut zitten we nog droog. En als het niet harder gaat regenen zullen de beukenbladeren er wel voor zorgen dat we droog blijven. Na een heerlijke BBQ zoek ik mijn plekje aan de wildakker weer op. In het begin is het rustig, links lopen een bok en een geit op grote afstand. Afwisselend wordt de geit door de bok gedreven en dan staat de geit te eten en gaat de bok er bij liggen. Rechts voor me op de heuvel loopt een meerjarige bok. Hij trekt zich nergens iets van aan. Af en toe een hapje nemend van het kruid loopt hij rustig in de richting van de bosrand. Na een minuut of tien verdwijnt hij van het toneel. Zo nu en dan kijk ik door de verrekijker naar de bok en de geit aan de linkerzijde.  In mijn ooghoek zie ik een ree uit het bos komen, ik zet de verrekijker aan mijn ogen en zie een bok. Een gaffelgewei*** tot aan de oren. Het zou een jaarling kunnen zijn. Hij loopt rustig de heuvel op, dan ineens gaat hij er met grote sprongen vandoor en blijft op 170 meter staan. “Wat was dat?” denk ik bij mezelf. Als ik naar rechts kijkt zie ik mijn antwoord staan. De bok die eerder in het bos was verdwenen, staat weer op het veld. De gaffel staat nog steeds op dezelfde plek, kijkt zo nu en dan om naar de meerjarige bok en loopt dan verder. Door te fiepen probeer ik zijn aandacht te trekken maar hij reageert niet. Waarschijnlijk toch wat angst voor de meerjarige bok die ook nog steeds op het veld loopt, maar ook die toont geen enkele interesse in mijn concert.

(***gaffelgewei = een gewei met 2 vertakkingen)

Dan als uit het niets zie ik in een ooghoek iets aan komen rennen. Ik draai mijn hoofd en herken ik de jaarling van vrijdagavond. Als hij voor de hoogzit rent roep ik hem aan: “BOK!!” Als bevroren blijft hij staan. Hij staat spits (recht) naar me toe. Door de bukskijker hou ik ‘m in het oog, na enige seconden draait hij zich om en komt dwars. Het kruis vindt het blad en het schot is er uit. Als door de bliksem getroffen schiet de bok vooruit. Hij verdwijnt naast mij in het struikgewas, dan hoor ik het geluid van dorre bladeren en dan niets meer…
Ik voel een hand op mijn schouder en schrik wakker. Als ik mijn ogen open zie ik het gezicht van mijn vrouw. “Kom je eten? Ik heb al opgeschept.” zegt ze lachend, “Je was in slaap gevallen.” Ik kom omhoog en besef dat ik alles heb gedroomd...


De volgende dag moet ik weer naar het ziekenhuis voor de controle van mijn bloed. Gelukkig hoeven we niet lang te wachten. We worden binnen geroepen en nemen plaats in de spreekkamer. De arts is tevreden met de uitslagen van mijn bloed. De witte bloedcellen zijn verder gezakt naar een waarde van 4,3. Deze horen een waarde tussen 0 en 10 te hebben. De bloedplaatjes zijn gezakt naar 100. Dit hoort tussen de 150 en 350 te zijn. Hier valt dus nog wat verbetering te behalen. Het is overigens vrij normaal dat dit gebeurt. De medicatie valt namelijk ook de gezonde cellen min of meer aan. Het is alleen wel zaak dat deze waarde niet verder zakt….

Groet,

Maarten