17 januari 2017

Zon, Zee en stage. 20 jaar later...

Vandaag precies 20 jaar geleden begon ik samen met mijn klasgenoot Arno aan een groots avontuur zo’n 10.000 km van huis. We vertrokken voor 3 maanden, voor een stage, naar het zonnige Curaçao!

In september 1996 komt onze klassenleraar dhr. Bertens op een dinsdagmorgen de klas in met de mededeling dat er 4 stageplaatsen zijn in het buitenland. Op Curaçao om precies te zijn. Het gaat om 2 keer een periode van 10 weken, waarin er steeds 2 leerlingen naar de Antillen zouden kunnen gaan. Ik kijk meteen de klas rond om te zien met wie ik dit avontuur zou aan durven. Er schieten me wel een paar namen te binnen maar ze verdwijnen ook net zo snel weer. Ik heb zo’n idee dat deze mensen er niets voor zullen voelen. Omdat Arno specialisatie schade doet is hij nog niet op school, die komt straks in de pauze pas. In de pauze neem ik Arno apart en vertel hem het vehaal. Hij is minstens net zo enthousiast als ik. We bespreken in welke periode we dan zouden willen gaan. We vinden het allebei het prettigst als we dan van januari tot april gaan, want dan hebben we daarna nog een stageperiode in Nederland en eventueel een kans dat we daar een baan aan over houden. We houden het idee nog even voor onszelf en besluiten ons zo snel mogelijk te melden bij dhr. Bertens. Na de pauze gaan we direct naar hem toe. “Wij willen graag naar Curaçao!” vallen we meteen met de deur in huis. “Zó, jullie zijn enthousiast!” lacht hij ons toe. We blijken de eersten, en later ook de enigen die in dit avontuur willen stappen.
Als het eenmaal vast ligt kunnen we het aan de rest van de klas vertellen: “WIJ GAAN NAAR CURACAO!”
Er breekt een periode aan van tickets regelen, uitwonende studiebeurs aanvragen en OV-kaart inleveren. Maar natuurlijk ook het verblijf op Curaçao. Eind november is echt alles rond.

17 januari 1997.
Om 06:30 uur vertrek ik met mijn ouders thuis en gaan we, na Marjan (toen nog mijn vriendin) te hebben opgehaald, op weg naar Schiphol. Vandaag vertrek ik samen met mijn klasgenoot Arno, voor een stage van 3 maanden naar Curaçao. Na een voorspoedige reis komen we ruim op tijd aan. Arno arriveert een kwartiertje later. Hij is, samen met wat vrienden die hem komen uitzwaaien, met de trein gekomen. Als we hebben ingecheckt spreken we af elkaar te treffen bij gate F06 om te boarden, en gaan dan ieders nog even onze eigen weg.
Mijn ouders, Marjan en ik drinken nog een kop koffie en gaan op de pier kijken. Tegen half tien lopen we terug naar de vertrekhal en nemen afscheid. Als ik halverwege richting douane ben kom ik tot de ontdekking dat ik mijn jas nog aan heb. Snel loop ik terug en geef mijn jas af met de woorden: “Die heb ik daar toch niet nodig!”
Bij de douane kijk ik nog een keer om, en zwaai voor de laatste keer. Eenmaal door de douane ga ik op zoek naar gate F06. Het is helemaal aan het einde van de gang. “Jeetje, wat een eind lopen is dit” denk ik bij mezelf. Arno zie ik nog niet. Ik besluit net buiten de gate op hem te wachten. Het duurt niet lang of ik zie hem al aan komen lopen. “Wat een klere eind hè?!” zegt hij als hij bij me staat. “Nou! Echt niet normaal!” antwoord ik. Het duurt nog even voordat we daadwerkelijk aan boord kunnen gaan. Eenmaal aan boord van de Boeiing 747 zoeken we onze plaatsen en bergen onze handbagage in de daarvoor bestemde vakken. We zitten in het middengedeelte van het vliegtuig, tussen de keuken en de toiletten. “Jammer, niet aan het raam.” Zeg ik. Arno knikt een keer. Het is voor ons allebei de eerste keer dat we gaan vliegen, en dan maar gelijk een vlucht van een uurtje of 12, met een tussenstop in Caracas Venezuela.
Om 11:45 uur stijgen we, met een uur vertraging, eindelijk op. Daar gaan we dan, ons avontuur tegemoet op Curaçao.

Na een vermoeiende vlucht landen we om 17:50 uur plaatselijke tijd op Hato Airport Curaçao.
Hier geen slurf waar je doorheen loopt naar de gate. Er staat zo’n vrachtwagentje met een grote trap klaar, deze wordt tegen de deur aan gezet. Daar staan we dan, midden op het vliegveld. Het is hier nog licht aan deze kant van de wereld. We volgen de horde mensen naar het gebouw verderop. Eenmaal binnen moeten we eerst langs de douane. Hier vragen ze ons om ons paspoort en het formulier wat we in het vliegtuig al hebben moeten invullen. De douanier kijkt van het paspoort naar het formulier en weer naar ons. Hij kijkt ons met een lichtelijk strenge blik strak aan. Zonder dat we ons ook maar enigszins geïntimideerd voelen, ahum… kijken wij de man aan. Dan verschijnt er een lach op zijn gezicht en zegt: “Bon bini da Korsou!, welkom op Curaçao.”

Als we onze koffers hebben opgehaald lopen we naar de uitgang. Als we buiten stappen is het inmiddels donker geworden. Al snel zien we een man staan met een kartonnen bordje met onze namen er op. Hij stelt zich aan ons voor als dhr. Nap, hij is de directeur van de school waar we gaan stage lopen. Ook worden we nog even voorgesteld aan dhr. Samson, één van de leraren van de school. Hij is toevallig ook bij het vliegveld om iemand op te halen.
Onderweg naar ons appartement, in Santa Rosa, stopt dhr. Nap de auto op de Julianabrug om ons even van het uitzicht te laten genieten. Niet veel later zijn we op de plaats van bestemming. Dhr Nap stopt de auto en stapt uit, “Héé Nico! Vriend!” Vanaf de veranda komt een man in de richting van het hek lopen. “Dit zijn de 2 stagaires uit Nederland.” We worden voorgesteld aan Nico, de buurman van 2 deuren verder, hij zal ons maandag meenemen naar ons stage adres. Nico nodigt ons uit om de volgende ochtend koffie te komen drinken en nader kennis te maken met hem en zijn gezin. Daarna worden we afgezet in ons appartement.


Moe en hongerig van de lange reis trekken we de koelkast open. Deze is echter helemaal leeg. Dat wordt morgen dus eerst boodschappen doen. Het is intussen al over tienen en we besluiten om maar wat te gaan slapen, morgen weer een dag….

03 januari 2017

Beenmergpunctie en bloedtransfusie

Het is al weer even geleden dat ik een blog heb geschreven. Het is natuurlijk ook allemaal niet meer zo hectisch als in het begin. Toen kwamen we in een rollercoaster terecht en uitstappen kon niet meer. Deze rollercoaster is intussen verruild voor een boemeltreintje die rustig door tuft. De score van het BCR/ABL-gen gaat steeds verder naar beneden, uiteindelijk zal dit onder de 0,1% moeten worden.
De beenmergpunctie in september wordt als mislukt beschouwd. Er werden geen brokjes beenmerg aangetroffen in het afgenomen materiaal. Begin november is er uitgebreid bloedonderzoek gedaan, waarvan een gedeelte werd onderzocht is het Erasmus MC. Hier uit blijkt dat de dubbele dosis medicatie goed zijn werk doet. De BCR/ABL score is op dat moment 4,8. Deze was in september nog 36. Al met al zijn we op de goede weg, tenminste dat is wat ik steeds hoor van mijn behandelend arts.
Op 14 december stond de volgende beenmergpunctie op het programma.
Je kunt nog denken alles zo goed gepland te hebben, maar als je dan net 5 minuten te laat opstaat loop je direct hopeloos achter op je schema. Dus gauw douchen, aankleden, hond uitlaten, een boterham naar binnen werken en op naar het ziekenhuis. Ik word afgezet zodat ik vast naar binnen kan gaan terwijl mijn vrouw de auto parkeert. Aangezien ik de lift meer iets voor zieken en voor oude mensen vind, besluit ik om de trap te nemen naar de vierde verdieping. Hmmm, dat traplopen is toch zwaarder dan ik dacht en ietwat buiten adem meld ik me net voor 09:00 uur aan de balie van unit 43. Ik word aangemeld en naar de “familiekamer” geleid.
Ik vind dat altijd een beetje eng klinken, “De familiekamer”, alsof daar mijn hele familie zit te wachten om mij aan te moedigen. Ik zie het al helemaal voor me, Al mijn nichtjes in een cheerleaderpakje, compleet met pompoenen. Als de deur open gaat zie ik rechts aan het tafeltje 2 dames zitten met een ernstig gezicht zijn ze zachtjes met elkaar in gesprek. Recht vooruit zit een echtpaar, beiden staren voor zich uit. “Hier zullen ze ook wel mensen laten wachten als ze nieuws krijgen over hun naasten die op de afdeling oncologie liggen.” schiet het door mijn hoofd. Ik wens de aanwezigen een ingetogen “goedemorgen” en krijg alleen van de man antwoord. Ik neem plaats op de bank. Nog voor dat ik mijn vrouw kan appen waar ik zit word ik alweer opgehaald voor de beenmergpunctie. Ik word naar dezelfde kamer geleid als de vorige keer.
Na enige minuten is ook mijn vrouw aanwezig, nu nog even wachten op de arts die de beenmergpunctie gaat uitvoeren.
De beenmergpunctie is ondanks de plaatselijke verdoving toch wel pijnlijk deze keer. De pijn trekt door mijn hele bovenbeen. Gelukkig is het niet voor niets, deze keer zijn er duidelijk brokjes beenmerg te zien in het afgenomen materiaal. De afdeling bloedafname wordt gebeld om nog bloed af te komen nemen. Mijn vrouw werkt op die afdeling, dus er is gelijk herkenning als haar collega binnen komt. “Nu moet ik natuurlijk wel extra goed mijn best doen!” zegt haar collega lachend. Als ze aanprikt kijk ik mijn vrouw aan en zeg met een grote lach: “Oohh, zij prikt veel beter dan jij!” “Nou dat zal ze wel onthouden voor de volgende keer als je weer geprikt moet worden!” zegt de assistente van de afdeling. “Ja ze zal me volgende keer wel naar het ziekenhuis laten gaan als ik weer aan kom zeuren om geprikt te worden” reageer ik hardop lachend.
Alles is gedaan en ik mag weg. Pas nu merk ik dat lopen eigenlijk wel heel erg moeilijk gaat. Zachtjes schuifel ik over de gang naar de lift. Na een bak koffie in het restaurant spreken we af dat mijn vrouw de auto haalt en dat ik ondertussen naar de plek strompel waar ze me heeft afgezet. Gelukkig ga ik net hard genoeg om niet te worden ingehaald door de automatische draaideur bij de hoofdingang. Eenmaal buiten denk ik toch wel even normaal te kunnen lopen en een beetje door te stappen. Dit word echter na 2 stappen afgestraft met een flinke pijnscheut in mijn heup.
Als we goed en wel thuis weer aan een bak koffie zitten gaat de telefoon. 2 problemen. 1 Het afgenomen beenmerg materiaal was bij aankomst op het lab al bijna gestold en het is nog maar de vraag of ze er nog iets mee kunnen. En 2, ze zijn 3 buizen bloed vergeten af te nemen. “De arts had gezegd dat mijn vrouw dat dan nog maar even moest doen, kan dat?” vraagt de assistente die vanmorgen bij de punctie aanwezig was. “Ja hoor, wat moet ik prikken?” vraagt mijn vrouw. Er wordt afgesproken dat mijn vrouw morgenochtend voordat ze gaat werken nog even bloed afneemt.
“Daar komen we weer goed mee weg.” Zeg ik tegen mijn vrouw als ze heeft opgehangen, “Anders hadden we dus weer mooi terug gemoeten naar Breda!”
Aan het einde van de middag belt mijn behandelend arts met de eerste uitslagen van het bloed. Mijn Hb (ijzergehalte) is weer wat gezakt, het heeft nu een waarde van 5,2. “Als het onder de 5 komt krijg je een bloedtransfusie. Dus we zullen volgende week nog een keer bloedprikken.”
Een week later blijkt mijn Hb nog maar 4,8 te zijn. “Heb je nog een voorkeur wanneer je de transfusie krijgt?” Ik antwoord haar: “Als het kan morgenochtend. Mijn vrouw moet dan een halve dag werken, dankan ik met haar meerijden.” “Ik ga kijken wat ik nog kan regelen, ik laat het je nog weten.”
Uiteindelijk gaat de volgende morgen om 09:45 uur de telefoon. “Goedemorgen, met het afsprakencentrum van het Amphia ziekenhuis.” Klinkt het aan de andere kant van de lijn. “Spreek ik met meneer van der Belt?” “U kunt nú terecht voor een bloedtransfusie op de Pasteurlaan in Oosterhout. Zou dat kunnen?” “Nou, dan moet ik eerst even gaan kijken of ik vervoer kan regelen.” Antwoord ik de dame aan de andere kant. “Hoelang hebt u nodig om in Oosterhout te komen, meneer van der Belt?” “Als ik iemand kan vinden die mij weg kan brengen ben ik er in een kwartier.” “Laten we het zo afspreken, ik zet uw afspraak op 11:00 uur en als het niet gaat lukken belt u mij even terug. Is dat goed?” Zo gezegd zo gedaan en uiteindelijk loop ik om 10:50 uur de afdeling op om mij te melden voor een bloedtransfusie. Ik mag nog even wachten in de wachtruimte en na een minuut of 5 word ik al geroepen. Ik word in een kamer apart gezet. “Anders kom je op een kamer met allemaal oudere mensen. Dat wil ik je niet aandoen” is de verklaring van de verpleegkundige. Omdat het toch als een opname gezien wordt krijg ik een hele vragenlijst voorgeschoteld.
Eerst wordt er nog een keer bloed afgenomen, als dit is onderzocht en “goedgekeurd” kan de transfusie plaatsvinden. Tijdens het wachten op deze uitslag bedenk ik me dat het ondertussen etenstijd is en dat ik eigenlijk best een paar boterhammen mee had kunnen nemen. Nog voordat deze gedachte is weggeëbd komt er een vriendelijke mevrouw de kamer binnen lopen. “Wil u wat te eten?” vraagt ze. “Maar natuurlijk”, denk ik, “Het is gewoon een opname, dus ik krijg hier eten.” “Graag.” antwoord ik. Niet lang daarna zijn de uitslagen bekend en mag ik de bloedtransfusie ondergaan. De eerste 10 minuten blijft de verpleegkundige er bij zitten, dit is verplicht omdat ik zou kunnen reageren op het bloed wat ik krijg toegediend.

Na een uurtje of 2 is de zak bloed leeg en kan ik weer naar huis gaan. Ik merk nog niet echt veel verschil, maar tegen het eind van de middag sta ik te stuiteren als een klein kind in een snoepwinkel met 3 blikjes Red Bull achter zijn kiezen.
’s Avonds belt mijn behandelend arts nog om te vragen hoe het is gegaan. “Nou, ik stond daar straks te stuiteren als een klein kind in de snoepwinkel. Hahaha” antwoord ik lachend. Ze heeft ook al wat uitslagen van het beenmerg:
De BCR/ABL score is gedaald naar 0,99%. We zijn dus echt op de goede weg. Als deze trent zo doorzet kunnen we over een paar maanden afstappen van de dubbele dosering.


Ik wens jullie allemaal een mooi en gezond 2017 met veel liefde en geluk!