15 juni 2018

Hoeveel kan je hebben...

Onderstaande blog speelt zich af in 2017.. Ik kwam het vandaag tegen in de concepten.. :-)


Hoeveel gedoe kan je hebben. Het lijkt wel of kanker een steeds sterkere greep krijgt op ons leven. Zo strak dat ademhalen steeds moeilijker lijkt te gaan. Het geeft een druk die aanvoelt als een grote steen die op je borst ligt.
Een paar maanden na mijn diagnose CML krijgen we bericht dat mijn nicht, die vol in de strijd tegen borstkanker zit, belast is met het erfelijke BRCA-2 gen. Na onderzoek blijkt dat dit gen afkomstig is uit onze kant van de familie. Er volgt een onderzoek bij de familie. De uitslagen van dit onderzoek variëren, één van de ooms ontspringt de dans en is geen drager van het gen. Dit houdt in dat binnen dat gezin het onderzoek ophoud. De overigen blijken drager en het onderzoek wordt voort gezet onder de kinderen (mijn generatie dus) Ik ga mij hier, ivm de privacy, niet uitweiden over het verdere verloop bij andere familieleden.

Mijn moeder blijkt drager van het gen te zijn. Dit was te verwachten omdat zij ruim 30 jaar geleden borstkanker heeft gehad. (En dit gelukkig heeft overleeft!) Er is een familiebrief, waarmee ik een verwijzing voor DNA-onderzoek kan halen bij de huisarts. Echter op dat moment ben ik nog te veel bezig met de strijd tegen mijn CML, zodat ik het bezoek aan de huisarts nog maar even uitstel. 

In het voorjaar van 2017 ga ik naar de huisarts voor een bultje op mijn schouder. Ik heb een jaar of 5 geleden al eens zo'n soort bultje laten weghalen. Destijds wisten ze niet wat het was. De enige conclusie was dat het niet kwaadaardig was.
Nu ik toch bij de huisarts ben heb ik ook maar de familiebrief voor het gen-onderzoek meegenomen. De arts neemt de brief door en print de verwijzing uit. "Je krijgt het wel voor je kiezen hè?" zegt hij terwijl hij het bultje op mijn arm bekijkt. "Tja" is mijn ietwat onzinnige antwoord. Na zijn onderzoek meld ik dat ik al eerder zo'n zelfde soort bultje heb laten weghalen. Hij tuurt naar het computerscherm voor zijn neus. Ik zie duidelijk dat hij aan het zoeken is. "Dat was in oktober 2012." zeg ik. Hij scrolt snel door. "Ah ja hier heb ik het inderdaad. Dat je dat nog zo precies weet." We maken een afspraak voor over een week om het bultje weg te snijden. Verder vraagt hij nog even door over mijn leukemie en hoe het gaat. Aangezien er hier verschillende huisartsen zijn en ik niet echt een bepaalde voor- dan wel afkeur heb voor een bepaalde huisarts binnen de praktijk ga ik bij diegene die er dan zit. In een notendop vertel ik hem wat er allemaal gebeurd is. Dat blijkt nog best lastig. Punt 1 om in het kort even te vertellen hoe je rustige leventje ineens in een totale chaos verandert en punt 2 merk ik dat ik het toch ook nog best wel moeilijk vind om het te vertellen zonder een flinke brok in mijn keel te krijgen. 

Een week later zit ik weer in de wachtkamer. Het is er zoals gewoonlijk weer redelijk druk. Uiteindelijk word ik binnengeroepen. Het is een van de andere huisartsen. "Vanwege de drukte help ik je even." meldt hij terwijl we door de gang naar de spreekkamer lopen. "Oké, geen probleem." zeg ik. Deze arts heeft in 2012 dat andere bultje ook weggehaald dus ik zie er zeker geen probleem in. Hij bekijkt mijn arm en zegt "Het zal wel een flinke wond worden hoor want ik moet er goed omheen snijden en zorgen dat het er diep genoeg wordt uitgehaald." 10 minuten later is het klaar. "We gaan het opsturen. Over 2 weken terugkomen om de hechtingen te laten verwijderen en voor de uitslag." 

Na 2 weken kom ik bij de assistente om de hechtingen te laten verwijderen. Als ze klaar is vraag ik haar of ze ook de uitslag heeft. Ze kijkt in de computer en zegt: "Er staat hier iets over dat ze denken dat het niet helemaal weg gehaald is. Ik laat de dokter straks even bellen."
Hmmm...Oké, volgens mij had de dokter gezegd dat hij alles weg had gehaald, maar goed ik hoor het dan straks wel.
Een klein uur later gaat de telefoon. Het is de huisarts. "Ik zou je nog even bellen in verband met de uitslagen van het bultje dat is weggehaald. Het gaat om een zogenaamd Plaveiselcelcarcinoom. Het zit zo, onder de microscoop is niet goed te zien of dat alles goed is weggehaald. Het lijkt er op dat er op 2 plaatsen door het bultje is gesneden. "Ik moet je doorverwijzen naar de dermatoloog in het ziekenhuis. Daar gaan ze dan kijken wat er verder dient te gebeuren."
Nou ja, dat moet dan maar. Alsof ik nog niet genoeg in het ziekenhuis kom...

De afspraak is snel gemaakt. De dermatoloog bekijkt mijn arm, en het littekenweefsel. Al snel neemt ze de beslissing dat er nog een keer gesneden moet worden in mijn arm. Er zal 5mm om het huidige littekenweefsel heengesneden worden.
26 juli 2017 is het zover. Ik zit in de wachtkamer op de gang van het ziekenhuis. Na korte tijd word ik binnengeroepen. Ik werp vluchtig een blik op de klok in de gang, exact op tijd. Ik het kleine operatiekamertje word me nog een keer uitgelegd wat er gaat gebeuren. "Het zal wel een flinke wond worden, en een deuk in je arm" meldt de dokter. "Ooh, ik ben toch al getrouwd!" grap ik, "En dan kan ik later tegen mijn kleinkinderen een verhaal ophangen dat het een oude oorlogswond is!" :)

Ik krijg een paar verdovingspuiten in mijn arm, waarna er een flink stuk uit gesneden wordt. In korte tijd is het gehecht en voor ik het weet sta ik al weer buiten. Over 2 weken terug komen om de hechtingen te verwijderen.

En dan was er natuurlijk nog dat erfelijkheidsonderzoek... Uiteindelijk heeft het nog even geduurd alvorens ik de verwijzing voor het onderzoek op de bus heb gedaan.
Toch nog maar eens gebeld met de zorgverzekering om er écht zeker van te zijn dat alles word vergoed, zodat we niet voor verrassingen komen te staan.
Na een lange tijd dan toch bericht van het Erasmus, op 6-11-2017 heb ik een afspraak voor een soort van intake-gesprek. Marjan en ik worden ontvangen door vriendelijke vrouw en naar een spreekkamer gewezen. Op het bureau waarachter ze plaats neemt liggen al een aantal papieren klaar. Door een aantal vragen te stellen kan ze de "familie stamboom" verder aanvullen met onze gegevens en de gegevens van onze 3 dochters. Ik krijg een envelop mee met alle spullen om bloed te laten prikken en alles te laten opsturen naar het Erasmus. En dan is het afwachten....

Ruim 2 weken, een dag na wéér een  later valt er een envelop in de bus van het Erasmus. Vertwijfeld scheur ik de envelop open. Ik vouw de brief langzaam open, mijn ogen schieten van links naar rechts over het papier. Waar staat het?..Waar staat het?......DAAR!!! WEL drager van het BRCA2 gen staat er.... NEE!, dit móet een vergissing zijn! Ik staar naar het papier, het staat er echt... Ik voel mijn ogen vochtig worden, er rolt een traan langs mijn wang... Ik geef de brief aan Marjan, maar die heeft het natuurlijk allang in de gaten. Met betraande ogen kijken we elkaar aan.

We besluiten dat we de volgende dag maar eens een weekend samen weggaan. Dit stond al in de planning maar we hadden nog niets geboekt, dat is zo gedaan. Kinderen naar Opa en Oma, en wij een paar dagen samen bijkomen....

26 augustus 2017

Een jaar later....

17 juni 2017.

Een jaar geleden alweer, wat vliegt de tijd. Volgend schooljaar hebben we 2 kinderen op het voortgezet onderwijs. Een jaar geleden...maar het telefoontje dat ik kreeg toen ik bij Eindhoven op de rondweg A2 reed staat me nog bij als de dag van gisteren, inclusief de rollercoaster die daar op volgde...

Een jaar later. Wat is een jaar? Twee keer knipperen met je ogen en er is weer een jaar voorbij, zo lijkt het. Maar wat is er veel gebeurt in dat afgelopen jaar. Eerst de diagnose Chronische Meyloïden Leukemie (CML) en vervolgens zit je dan thuis en moet je iedere dag chemotabletten innemen. Erg vermoeid en gezegend met wat bijwerkingen gaan we de zomer te gemoed. Kijken naar wat ik nu eigenlijk precies heb doe ik  niet, daar word je ook niet beter (lees blijer) van.

De laatste tijd ben ik wel wat meer op zoek naar informatie over CML. CML een (ernstige) ziekte die vooral voorkomt bij ouderen. Er zijn "slechts" 1800 CML patiënten in Nederland en  ongeveer 160 mensen kregen in 2016 de diagnose CML.

Een jaar van ziekenhuisbezoeken, onzekerheid en doorgaan. Door met leven, genieten van de kinderen en de dingen die wel kunnen. Af en toe eens naar de dierentuin en tot de ontdekking komen dat een paar uurtjes rondlopen echt een aanslag is op je energie niveau. Potverdorie, wat is dat frustrerend! Niet meer kunnen doen wat je gewend bent, zonder helemaal buiten adem te zijn.

Na een lange tijd gaat het steeds beter. Meer energie en 2x in de week sporten om weer fit te worden (en te blijven).  Weer aan het werk, eerst 2 halve dagen, daarna 3 en zo steeds verder uitbreiden. En na een jaar en 2 weken is het weer zover. Per 1 juli ga ik weer volledig aan het werk, spannend dat zeker, maar ik ben er van overtuigd dat ik het aan kan. Als ik het de bedrijfsarts meldt hoor ik een duidelijke twijfel. "Niets overhaasten!" is zijn antwoord. Maar ik wil het niet horen, ik wil en ga het weer proberen! Natuurlijk is er in mijn achterhoofd ook een stemmetje dat zegt: "Zou je dat nu wel doen? Weet je het wel zeker dat je het aankunt?" De eerste weken word ik ingezet in België. In eerste instantie ben ik er niet echt blij mee om iedere dag naar België te rijden, maar stel als vast dat mijn werkdag begint als ik thuis weg ga en eindigt als ik weer thuis ben. Misschien is dat dan toch wel handig om daarmee te beginnen, en in België zijn de schoolvakanties al begonnen dus zal het ook iets minder druk zijn op de weg.

Op 13 juli heb ik een afspraak in het ziekenhuis. We krijgen te horen dat de eiwitten in mijn bloed (BCR-ABL waarde) zijn gestabiliseerd. Dit is even een tegenvaller, het ging zo goed. De waarden daalden iedere keer en de arts was steeds zeer tevreden met het resultaat. Nu dus even niet... De BCR-ABL waarde blijft net onder de 1% hangen, deze had ondertussen lager als 0,1% moeten zijn.
"Aangezien een dubbele dosis Imatinib je weer heftigere bijwerkingen geeft, met name bloedarmoede, wil ik voorstellen om over te stappen op een ander medicijn." zegt mijn arts. Ik knik, maar in ik baal er wel van zeg. Net nu, net een dag voordat we op vakantie gaan. Er wordt besloten dat ik Dasatinib moet gaan gebruiken. Een agressiever medicijn met dito bijwerkingen, maar daar zou ik waarschijnlijk niet al te veel van merken. "Nou, laten we dan maar hopen dat het inderdaad meevalt."

Bij de apotheek in het ziekenhuis halen we de eerste doos met pillen en dan kunnen we naar huis. Vanaf de volgende dag 1 x daags 1 tablet. In de eerste weken die volgen blijven de bijwerkingen inderdaad weg. Weer een beetje moe, en zo af en toe wat pijn in mijn gewrichten, maar lang niet zo erg als vorig jaar...

Tot afgelopen week. Ik begon wat klachten te krijgen, wat kortademig en pijn op de borst, verder geen aandacht aan besteed. Maar gisteren kreeg ik toch dusdanige klachten dat ik maar even in de bijsluiter heb gekeken. Het resultaat was een bezoek aan de Spoed Eisende Hulp bij het Amphia loc. Molengracht in Breda.
Daar ben ik weer even door de molen gehaald. Een hartfilmpje, bloedprikken en een longfoto. Gelukkig geen alarmerende resultaten. Alles ziet er goed uit. Uiteindelijk hebben we daar dus weer een hele middag gezeten en mochten daarna weer naar huis.
Nu nog steeds wel last, maar meer dan vervelend is het niet...het zal wel overgaan of anders zal ik er aan moeten wennen. ;-)




17 maart 2017

Rusteloos...


Ik voel me rusteloos. Ik voel me vooral klote! Ik wil van alles alleen komt er niets uit mijn handen. Ik baal ervan dat ik nog steeds maar 2 halve dagen kan werken. Meer lukt ook niet. Als ik bij de autodealers rondloop om de controles uit te voeren, hoor ik mezelf hijgen en blazen. En als ik in de polder een dijk op moet dan moet ik, eenmaal boven, echt even bijkomen. Ongelooflijk dat dit je kan gebeuren als relatief jonge vent. Zelfs mijn vader van 74 is conditioneel veel fitter als ik.
Ik kan zoveel voorbeelden noemen dat ik gewoon niet weet waar ik zou moeten beginnen. In het begin ging het allemaal wel, ik was veel moe en lag met regelmaat ’s middags op de bank te slapen. Maar dat mag je dan ook van jezelf. Je hebt net te horen gekregen dat je CML (Chronische Myeloïde Leukemie) hebt. Je bent uiteraard thuis, in de ziektewet, en gunt je lichaam dan ook de rust waar het eigenlijk al tijden naar verlangd. Al weken, maanden was ik moe. Ik weet het aan mijn drukke leven; vroeg opstaan, de hele dag werken, grote afstanden rijden en ’s avonds eigenlijk steeds net te laat naar bed. En dan de volgende ochtend, als de wekker gaat, denken: “Vanavond ga ik écht vroeg naar bed!” Maar nee hoor, het ritueel herhaald zich dag na dag. Het werd zelfs zo erg dat ik tijdens mijn werk op een parkeerplaats ben gestopt om uit te rusten, zo maar even 10 minuten, omdat ik bang was dat ik achter het stuur in slaap zou vallen.

Maar nu, 9 maanden later, voel ik me rusteloos. Ik zou graag meer willen werken, maar ik kan me er niet eens toe zetten om een uur met de hond te gaan lopen. Wat is dat toch? Ik moet mezelf een schop onder mijn kont geven om het veld in te gaan voor het reewildbeheer. Als ik er dan eenmaal ben, dan is het heerlijk om buiten te zijn en te genieten van de natuur om me heen. Maar op de een of andere manier vind ik het ook niets om alleen in het veld te zijn. Niet zo zeer dat er iemand naast me moet zitten ofzo, maar ik voel me een stuk geruster als ik weet dat ook mijn vader in het veld is, zodat hij mij kan komen helpen om een eventueel geschoten ree uit het veld te dragen. Wat natuurlijk weer voor frustratie zou zorgen omdat ik geholpen moet worden door iemand van 74… Maar voorlopig is dat nog niet aan de orde geweest.
Ik ben ondertussen toch al een aantal keer geweest maar niet “tot schot gekomen” zoals dat in jagerstermen heet. Ik heb reewild gezien en ervan genoten om het door mijn verrekijker te observeren. Echter steeds of mannelijk reewild of het stak de pad over en verdween direct weer in het bos. En zelfs een paar keer helemaal geen reeën gezien, maar dan zie je toch een konijntje huppelen en een paar koolmezen die er lustig op los fluiten. Het is rustgevend om zo in de natuur te zijn.

Maar daarbuiten voel ik me allesbehalve “happy”. Het is per dag anders hoor, gisteren was het bijvoorbeeld erger als vandaag. Maar komt dat dan omdat ik vandaag naar de fysio ben geweest om te sporten, en gisteren alleen maar heb genoten van de voorjaarszon? Of ben ik onbewust toch wat gespannen voor de beenmergpunctie van komende woensdag? Ik heb er geen antwoord voor.

Nou ja, we gaan vol goede moed naar het ziekenhuis woensdag voor de beenmergpunctie. Ik meld me om even voor 9 uur, hijgend, aan de balie van unit 43. Ja, ik heb wéér, eigenwijs als ik ben, de trap genomen naar de 4de verdieping. 😊 

De arts drukt op mijn huid om te kijken waar hij gaat prikken. Ik schik even als ik iets scherps voel. “Is dat de verdoving al?” schiet het door mijn gedachte, “Nou dat had hij ook wel even kunnen zeggen…” Het blijkt echter de punt van de balpen te zijn waarmee hij de plaats van prikken aftekent. “Nee, ik doe het toch iets hoger.” hoor ik hem zeggen. “Ooh,” lach ik, “Dat was pas de pen die ik voelde!” “Ja, inderdaad” antwoord de arts, “Als de verdoving komt dan zeg ik het van tevoren wel. Eerst nog even schoonpoetsen, daar komt de verdoving”. Even voel ik een pijnscheut als hij de verdovingsvloeistof in het botvlies spuit. Met de gedachte aan de pijn die ik de vorige keer heb gehad na de beenmergpunctie voel ik me nu toch een stuk minder op mijn gemak. Maar alles gaat erg goed. Ik voel een pijn van mijn rug naar mijn been trekken op het moment dat de arts het mergmerg optrekt. Dit is volkomen normaal en een teken dat hij goed zit. Voor ik het weet zit het erop. Er wordt nog even wat bloed afgenomen en dan mag ik weer naar huis. Ik voel me verder prima en kan prima
lopen, zo goed zelfs dat we met de trap weer naar beneden gaan.

Onderweg naar huis gaat mijn telefoon. “Met het Amphia ziekenhuis, spreek ik met meneer Van der Belt?” Ik antwoord bevestigend op haar vraag. “Uw Hb is 4,5 dus u krijgt een zakje bloed bij. U wordt straks gebeld om een afspraak te maken. Is morgen oké voor U?” Na enig overleg beluit ik dat vrijdag voor mij beter uitkomt. Een uur later word ik gebeld met de mededeling dat de afspraak staat gepland voor vrijdag om 10:30 uur in Oosterhout.

Vanmorgen dus maar weer naar het ziekenhuis voor een bloedtransfusie. Ik word hartelijk ontvangen door de verpleging. “Ik zag je al zitten” zegt de verpleegster als ze me komt ophalen. Het is dezelfde verpleegster als de vorige keer. Na alle tests en vragenlijsten wordt het infuus geprikt, daarna is het wachten op het bloed. Dit laat nog even op zich wachten omdat het nog uit Breda moet komen, maar zo rond 12 uur stroomt er dan toch bloed door het infuus mijn arm in.
Om de tijd door te komen kijk ik op mijn tablet naar de documentaire: ‘Grizzly man’ Deze gaat over Timothy Treadwell, een man die 13 zomers lang tussen de grizzlyberen in Alaska leefde en dit uiteindelijk met de dood heeft moeten bekopen. Zo tegen 2 uur zit al het bloed erin en mag ik weer naar huis.
Om tien voor vijf gaat de telefoon. Het is mijn behandelend arts. “Ik heb de uitslagen van je bloed bekeken en je weerstand is erg laag. We hadden al bloedarmoede geconstateerd, maar daar heb je als het goed is al een zakje bloed voor bijgekregen.” “Ja klopt, dit is vanmiddag gebeurd” antwoord ik haar. Om mijn weerstand terug te brengen mag ik per direct mijn medicatie halveren. Dus met directe ingang nog maar 1 tablet per dag! 

Ik hoop dat ik mij nu snel weer beter ga voelen en weer meer kan gaan doen!!



Maar nu eerst: WEEKEND!!

17 januari 2017

Zon, Zee en stage. 20 jaar later...

Vandaag precies 20 jaar geleden begon ik samen met mijn klasgenoot Arno aan een groots avontuur zo’n 10.000 km van huis. We vertrokken voor 3 maanden, voor een stage, naar het zonnige Curaçao!

In september 1996 komt onze klassenleraar dhr. Bertens op een dinsdagmorgen de klas in met de mededeling dat er 4 stageplaatsen zijn in het buitenland. Op Curaçao om precies te zijn. Het gaat om 2 keer een periode van 10 weken, waarin er steeds 2 leerlingen naar de Antillen zouden kunnen gaan. Ik kijk meteen de klas rond om te zien met wie ik dit avontuur zou aan durven. Er schieten me wel een paar namen te binnen maar ze verdwijnen ook net zo snel weer. Ik heb zo’n idee dat deze mensen er niets voor zullen voelen. Omdat Arno specialisatie schade doet is hij nog niet op school, die komt straks in de pauze pas. In de pauze neem ik Arno apart en vertel hem het vehaal. Hij is minstens net zo enthousiast als ik. We bespreken in welke periode we dan zouden willen gaan. We vinden het allebei het prettigst als we dan van januari tot april gaan, want dan hebben we daarna nog een stageperiode in Nederland en eventueel een kans dat we daar een baan aan over houden. We houden het idee nog even voor onszelf en besluiten ons zo snel mogelijk te melden bij dhr. Bertens. Na de pauze gaan we direct naar hem toe. “Wij willen graag naar Curaçao!” vallen we meteen met de deur in huis. “Zó, jullie zijn enthousiast!” lacht hij ons toe. We blijken de eersten, en later ook de enigen die in dit avontuur willen stappen.
Als het eenmaal vast ligt kunnen we het aan de rest van de klas vertellen: “WIJ GAAN NAAR CURACAO!”
Er breekt een periode aan van tickets regelen, uitwonende studiebeurs aanvragen en OV-kaart inleveren. Maar natuurlijk ook het verblijf op Curaçao. Eind november is echt alles rond.

17 januari 1997.
Om 06:30 uur vertrek ik met mijn ouders thuis en gaan we, na Marjan (toen nog mijn vriendin) te hebben opgehaald, op weg naar Schiphol. Vandaag vertrek ik samen met mijn klasgenoot Arno, voor een stage van 3 maanden naar Curaçao. Na een voorspoedige reis komen we ruim op tijd aan. Arno arriveert een kwartiertje later. Hij is, samen met wat vrienden die hem komen uitzwaaien, met de trein gekomen. Als we hebben ingecheckt spreken we af elkaar te treffen bij gate F06 om te boarden, en gaan dan ieders nog even onze eigen weg.
Mijn ouders, Marjan en ik drinken nog een kop koffie en gaan op de pier kijken. Tegen half tien lopen we terug naar de vertrekhal en nemen afscheid. Als ik halverwege richting douane ben kom ik tot de ontdekking dat ik mijn jas nog aan heb. Snel loop ik terug en geef mijn jas af met de woorden: “Die heb ik daar toch niet nodig!”
Bij de douane kijk ik nog een keer om, en zwaai voor de laatste keer. Eenmaal door de douane ga ik op zoek naar gate F06. Het is helemaal aan het einde van de gang. “Jeetje, wat een eind lopen is dit” denk ik bij mezelf. Arno zie ik nog niet. Ik besluit net buiten de gate op hem te wachten. Het duurt niet lang of ik zie hem al aan komen lopen. “Wat een klere eind hè?!” zegt hij als hij bij me staat. “Nou! Echt niet normaal!” antwoord ik. Het duurt nog even voordat we daadwerkelijk aan boord kunnen gaan. Eenmaal aan boord van de Boeiing 747 zoeken we onze plaatsen en bergen onze handbagage in de daarvoor bestemde vakken. We zitten in het middengedeelte van het vliegtuig, tussen de keuken en de toiletten. “Jammer, niet aan het raam.” Zeg ik. Arno knikt een keer. Het is voor ons allebei de eerste keer dat we gaan vliegen, en dan maar gelijk een vlucht van een uurtje of 12, met een tussenstop in Caracas Venezuela.
Om 11:45 uur stijgen we, met een uur vertraging, eindelijk op. Daar gaan we dan, ons avontuur tegemoet op Curaçao.

Na een vermoeiende vlucht landen we om 17:50 uur plaatselijke tijd op Hato Airport Curaçao.
Hier geen slurf waar je doorheen loopt naar de gate. Er staat zo’n vrachtwagentje met een grote trap klaar, deze wordt tegen de deur aan gezet. Daar staan we dan, midden op het vliegveld. Het is hier nog licht aan deze kant van de wereld. We volgen de horde mensen naar het gebouw verderop. Eenmaal binnen moeten we eerst langs de douane. Hier vragen ze ons om ons paspoort en het formulier wat we in het vliegtuig al hebben moeten invullen. De douanier kijkt van het paspoort naar het formulier en weer naar ons. Hij kijkt ons met een lichtelijk strenge blik strak aan. Zonder dat we ons ook maar enigszins geïntimideerd voelen, ahum… kijken wij de man aan. Dan verschijnt er een lach op zijn gezicht en zegt: “Bon bini da Korsou!, welkom op Curaçao.”

Als we onze koffers hebben opgehaald lopen we naar de uitgang. Als we buiten stappen is het inmiddels donker geworden. Al snel zien we een man staan met een kartonnen bordje met onze namen er op. Hij stelt zich aan ons voor als dhr. Nap, hij is de directeur van de school waar we gaan stage lopen. Ook worden we nog even voorgesteld aan dhr. Samson, één van de leraren van de school. Hij is toevallig ook bij het vliegveld om iemand op te halen.
Onderweg naar ons appartement, in Santa Rosa, stopt dhr. Nap de auto op de Julianabrug om ons even van het uitzicht te laten genieten. Niet veel later zijn we op de plaats van bestemming. Dhr Nap stopt de auto en stapt uit, “Héé Nico! Vriend!” Vanaf de veranda komt een man in de richting van het hek lopen. “Dit zijn de 2 stagaires uit Nederland.” We worden voorgesteld aan Nico, de buurman van 2 deuren verder, hij zal ons maandag meenemen naar ons stage adres. Nico nodigt ons uit om de volgende ochtend koffie te komen drinken en nader kennis te maken met hem en zijn gezin. Daarna worden we afgezet in ons appartement.


Moe en hongerig van de lange reis trekken we de koelkast open. Deze is echter helemaal leeg. Dat wordt morgen dus eerst boodschappen doen. Het is intussen al over tienen en we besluiten om maar wat te gaan slapen, morgen weer een dag….

03 januari 2017

Beenmergpunctie en bloedtransfusie

Het is al weer even geleden dat ik een blog heb geschreven. Het is natuurlijk ook allemaal niet meer zo hectisch als in het begin. Toen kwamen we in een rollercoaster terecht en uitstappen kon niet meer. Deze rollercoaster is intussen verruild voor een boemeltreintje die rustig door tuft. De score van het BCR/ABL-gen gaat steeds verder naar beneden, uiteindelijk zal dit onder de 0,1% moeten worden.
De beenmergpunctie in september wordt als mislukt beschouwd. Er werden geen brokjes beenmerg aangetroffen in het afgenomen materiaal. Begin november is er uitgebreid bloedonderzoek gedaan, waarvan een gedeelte werd onderzocht is het Erasmus MC. Hier uit blijkt dat de dubbele dosis medicatie goed zijn werk doet. De BCR/ABL score is op dat moment 4,8. Deze was in september nog 36. Al met al zijn we op de goede weg, tenminste dat is wat ik steeds hoor van mijn behandelend arts.
Op 14 december stond de volgende beenmergpunctie op het programma.
Je kunt nog denken alles zo goed gepland te hebben, maar als je dan net 5 minuten te laat opstaat loop je direct hopeloos achter op je schema. Dus gauw douchen, aankleden, hond uitlaten, een boterham naar binnen werken en op naar het ziekenhuis. Ik word afgezet zodat ik vast naar binnen kan gaan terwijl mijn vrouw de auto parkeert. Aangezien ik de lift meer iets voor zieken en voor oude mensen vind, besluit ik om de trap te nemen naar de vierde verdieping. Hmmm, dat traplopen is toch zwaarder dan ik dacht en ietwat buiten adem meld ik me net voor 09:00 uur aan de balie van unit 43. Ik word aangemeld en naar de “familiekamer” geleid.
Ik vind dat altijd een beetje eng klinken, “De familiekamer”, alsof daar mijn hele familie zit te wachten om mij aan te moedigen. Ik zie het al helemaal voor me, Al mijn nichtjes in een cheerleaderpakje, compleet met pompoenen. Als de deur open gaat zie ik rechts aan het tafeltje 2 dames zitten met een ernstig gezicht zijn ze zachtjes met elkaar in gesprek. Recht vooruit zit een echtpaar, beiden staren voor zich uit. “Hier zullen ze ook wel mensen laten wachten als ze nieuws krijgen over hun naasten die op de afdeling oncologie liggen.” schiet het door mijn hoofd. Ik wens de aanwezigen een ingetogen “goedemorgen” en krijg alleen van de man antwoord. Ik neem plaats op de bank. Nog voor dat ik mijn vrouw kan appen waar ik zit word ik alweer opgehaald voor de beenmergpunctie. Ik word naar dezelfde kamer geleid als de vorige keer.
Na enige minuten is ook mijn vrouw aanwezig, nu nog even wachten op de arts die de beenmergpunctie gaat uitvoeren.
De beenmergpunctie is ondanks de plaatselijke verdoving toch wel pijnlijk deze keer. De pijn trekt door mijn hele bovenbeen. Gelukkig is het niet voor niets, deze keer zijn er duidelijk brokjes beenmerg te zien in het afgenomen materiaal. De afdeling bloedafname wordt gebeld om nog bloed af te komen nemen. Mijn vrouw werkt op die afdeling, dus er is gelijk herkenning als haar collega binnen komt. “Nu moet ik natuurlijk wel extra goed mijn best doen!” zegt haar collega lachend. Als ze aanprikt kijk ik mijn vrouw aan en zeg met een grote lach: “Oohh, zij prikt veel beter dan jij!” “Nou dat zal ze wel onthouden voor de volgende keer als je weer geprikt moet worden!” zegt de assistente van de afdeling. “Ja ze zal me volgende keer wel naar het ziekenhuis laten gaan als ik weer aan kom zeuren om geprikt te worden” reageer ik hardop lachend.
Alles is gedaan en ik mag weg. Pas nu merk ik dat lopen eigenlijk wel heel erg moeilijk gaat. Zachtjes schuifel ik over de gang naar de lift. Na een bak koffie in het restaurant spreken we af dat mijn vrouw de auto haalt en dat ik ondertussen naar de plek strompel waar ze me heeft afgezet. Gelukkig ga ik net hard genoeg om niet te worden ingehaald door de automatische draaideur bij de hoofdingang. Eenmaal buiten denk ik toch wel even normaal te kunnen lopen en een beetje door te stappen. Dit word echter na 2 stappen afgestraft met een flinke pijnscheut in mijn heup.
Als we goed en wel thuis weer aan een bak koffie zitten gaat de telefoon. 2 problemen. 1 Het afgenomen beenmerg materiaal was bij aankomst op het lab al bijna gestold en het is nog maar de vraag of ze er nog iets mee kunnen. En 2, ze zijn 3 buizen bloed vergeten af te nemen. “De arts had gezegd dat mijn vrouw dat dan nog maar even moest doen, kan dat?” vraagt de assistente die vanmorgen bij de punctie aanwezig was. “Ja hoor, wat moet ik prikken?” vraagt mijn vrouw. Er wordt afgesproken dat mijn vrouw morgenochtend voordat ze gaat werken nog even bloed afneemt.
“Daar komen we weer goed mee weg.” Zeg ik tegen mijn vrouw als ze heeft opgehangen, “Anders hadden we dus weer mooi terug gemoeten naar Breda!”
Aan het einde van de middag belt mijn behandelend arts met de eerste uitslagen van het bloed. Mijn Hb (ijzergehalte) is weer wat gezakt, het heeft nu een waarde van 5,2. “Als het onder de 5 komt krijg je een bloedtransfusie. Dus we zullen volgende week nog een keer bloedprikken.”
Een week later blijkt mijn Hb nog maar 4,8 te zijn. “Heb je nog een voorkeur wanneer je de transfusie krijgt?” Ik antwoord haar: “Als het kan morgenochtend. Mijn vrouw moet dan een halve dag werken, dankan ik met haar meerijden.” “Ik ga kijken wat ik nog kan regelen, ik laat het je nog weten.”
Uiteindelijk gaat de volgende morgen om 09:45 uur de telefoon. “Goedemorgen, met het afsprakencentrum van het Amphia ziekenhuis.” Klinkt het aan de andere kant van de lijn. “Spreek ik met meneer van der Belt?” “U kunt nú terecht voor een bloedtransfusie op de Pasteurlaan in Oosterhout. Zou dat kunnen?” “Nou, dan moet ik eerst even gaan kijken of ik vervoer kan regelen.” Antwoord ik de dame aan de andere kant. “Hoelang hebt u nodig om in Oosterhout te komen, meneer van der Belt?” “Als ik iemand kan vinden die mij weg kan brengen ben ik er in een kwartier.” “Laten we het zo afspreken, ik zet uw afspraak op 11:00 uur en als het niet gaat lukken belt u mij even terug. Is dat goed?” Zo gezegd zo gedaan en uiteindelijk loop ik om 10:50 uur de afdeling op om mij te melden voor een bloedtransfusie. Ik mag nog even wachten in de wachtruimte en na een minuut of 5 word ik al geroepen. Ik word in een kamer apart gezet. “Anders kom je op een kamer met allemaal oudere mensen. Dat wil ik je niet aandoen” is de verklaring van de verpleegkundige. Omdat het toch als een opname gezien wordt krijg ik een hele vragenlijst voorgeschoteld.
Eerst wordt er nog een keer bloed afgenomen, als dit is onderzocht en “goedgekeurd” kan de transfusie plaatsvinden. Tijdens het wachten op deze uitslag bedenk ik me dat het ondertussen etenstijd is en dat ik eigenlijk best een paar boterhammen mee had kunnen nemen. Nog voordat deze gedachte is weggeëbd komt er een vriendelijke mevrouw de kamer binnen lopen. “Wil u wat te eten?” vraagt ze. “Maar natuurlijk”, denk ik, “Het is gewoon een opname, dus ik krijg hier eten.” “Graag.” antwoord ik. Niet lang daarna zijn de uitslagen bekend en mag ik de bloedtransfusie ondergaan. De eerste 10 minuten blijft de verpleegkundige er bij zitten, dit is verplicht omdat ik zou kunnen reageren op het bloed wat ik krijg toegediend.

Na een uurtje of 2 is de zak bloed leeg en kan ik weer naar huis gaan. Ik merk nog niet echt veel verschil, maar tegen het eind van de middag sta ik te stuiteren als een klein kind in een snoepwinkel met 3 blikjes Red Bull achter zijn kiezen.
’s Avonds belt mijn behandelend arts nog om te vragen hoe het is gegaan. “Nou, ik stond daar straks te stuiteren als een klein kind in de snoepwinkel. Hahaha” antwoord ik lachend. Ze heeft ook al wat uitslagen van het beenmerg:
De BCR/ABL score is gedaald naar 0,99%. We zijn dus echt op de goede weg. Als deze trent zo doorzet kunnen we over een paar maanden afstappen van de dubbele dosering.


Ik wens jullie allemaal een mooi en gezond 2017 met veel liefde en geluk! 

16 november 2016

Geen nieuws is goed nieuws...

Lang..lang geleden.... Zo beginnen de meeste sprookjes en andere spannende verhalen. Het lijkt allemaal al weer lang geleden dat ik de diagnose CML (Chronische Myeloïde Leukemie) kreeg. Alleen is dit geen spannend verhaal, laat staan een sprookje. 


Ongeveer een maand geleden heb ik voor het eerst op het internet opgezocht wat ik nu eigenlijk precies heb. Natuurlijk heeft mijn arts het me al tientallen keren uitgelegd, maar als je het dan op je gemak kan nalezen blijft het toch iets beter hangen.

De website hematon.nl meldt het volgende:

Chronische myeloïde leukemie (CML) is een ernstige ziekte, een vorm van bloedkanker. De ziekte komt vooral voor bij oudere mensen, maar soms zijn er ook jongeren en zelfs kinderen met CML. Tot het jaar 2000 zag het er vrij somber uit voor CML-patiënten. Maar sindsdien zijn er voor de meeste CML-patiënten goede vooruitzichten. CML is een bloed- en beenmergziekte. Bij het maken van bloedcellen in het beenmerg gaat er iets mis. De kern van een stamcel is beschadigd geraakt en dat zorgt ervoor dat de witte bloedcellen in het beenmerg zich veel te snel delen. Daardoor komen er te veel slecht ontwikkelde cellen in de bloedbaan terecht. Dat leidt tot ernstige gezondheidsproblemen. Vroeger waren die meestal dodelijk. Een onbehandelde of niet goed behandelde CML gaat meestal over in een acute leukemie (blastencrisis genaamd), die lastig te behandelen is. 

Komt CML vaak voor?
  CML is een zeldzame ziekte. In Nederland zijn er per jaar zo'n 165 nieuwe gevallen. Er zijn in totaal ongeveer 1800 CML-patiënten. Anders dan bij andere kankersoorten is er niet veel bekend over de risicofactoren voor CML. Er lijkt geen verband te zijn met roken, drinken of andere ongezonde dingen. Wel is radioactieve straling (vanwege een eerdere kanker) misschien een risicofactor.

Leukemie is niet erfelijk. 
Het probleem bij CML zit in de stamcellen. Niet in de andere cellen van ons lichaam en ook niet in de geslachtscellen. Dat betekent dat de ziekte niet erfelijk is: CML wordt dus niet doorgegeven aan volgende generaties. Soms komt leukemie bij meerdere personen in een familie voor. Mogelijk is er dan sprake van een verhoogde  gevoeligheid voor het ontwikkelen van een leukemie. Er zijn geen testen om de kans op het ontwikkelen van leukemie te voorspellen. Het vaker voorkomen van leukemie in een familie kan ook puur toeval zijn.

Ok, Ik heb dus een zeldzame, ernstige ziekte die eigenlijk vooral bij ouderen voorkomt. Nu ben ik altijd al wel een geval apart geweest, maar dit is overdreven :-) :-)

Ik lach er maar mee. Dat is het beste wat ik kan, het verdriet weglachen. De ene flauwe grap na de andere. Soms zou ik willen dat ik eens kon huilen, het gewoon laten gebeuren en die waterlanders laten gaan. Maar op de één of andere manier wil dat niet lukken. Als de tranen branden in mijn ogen, geef ik er maar weer een draai aan en ontaard het weer in een grappige opmerking. "En? Hoe gaat het?" Steevast is het antwoord: "Goed!" Het is nou eenmaal makkelijker om te zeggen dat het goed gaat dan uit te moeten leggen waarom het niet goed gaat. En het gaat ook goed! De waardes van de witte bloedcellen stabiliseren zich zo ergens rond de 2.9. Op dit moment zijn alleen de bloedplaatjes aan de lage kant. Deze "trombo's" schommelen zo rond een waarde van 25, dit zou een waarde moeten hebben van 150-350. Dit is vooralsnog niet zo'n probleem, maar het mag zeker niet onder de 10 komen. Onder de 10 betekent naar het ziekenhuis voor een plasma transfusie. Maar zover is het nog niet.

Half september kreeg ik mijn 2de beenmergpunctie. Om 9:00 melden staat er in de brief. We worden ontvangen door de secretaresse van de afdeling en naar een kamer geleid. Het duurt echter nog wel even voordat de dokter er is. Ik krijg een plaatselijke verdoving, en de punctie wordt uitgevoerd. Op het eerste oog zitten er geen brokjes beenmerg in. Er wordt een 2de punctie gedaan, ook dit levert niet het gewenste resultaat op. Geen beenmerg dus. Volgens de arts zijn mijn bloedwaardes dusdanig goed dat, als het eiwit goed is, ze er wel op durft te vertrouwen dat het beenmerg goed is.

2 weken later sta ik, op uitnodiging, op post bij het hakselen van de maïs. Het is prachtig weer en naar mate er minder rijen maïs blijven staan word het steeds spannender. Komt er een vos uit? Aan het einde van de middag hebben we nog geen vos gezien. Ik voel in mijn broekzak mijn mobiel trillen. Als ik op het scherm kijk zie "Anonieme oproep" staan. Marjan is aan het werk dus ik denk: "Ja daag, je weet dat ik ben jagen ik heb gaan tijd om op te nemen."
Belt Marjan even later een keer of 4 met haar mobiel, ik eigenwijs: "bekijk maar, ik neem niet op!"
What's app bericht: "Je moet mij bellen! De dokter heeft mij gebeld" Ooh, dat was dan dus die anonieme oproep... ?? oeps...
Toch maar even terug gebeld, blijkt dat er overleg is geweest met het Erasmus MC en ik moet per direkt weer beginnen met mijn pillen en dan ook nog een dubbele dosis. "Je hebt bijna geen pillen meer." zegt Marjan, "maar dat heb ik al geregeld, de dokter heeft het recept afgegeven en ik heb die pillen al gehaald. Je hoeft je dus geen zorgen te maken!" "Nou dat deed ik toch al niet!" hahaha.

En nu met die dubbele dosis zijn de spierpijn en gewrichtspijnen ook weer gezellig terug... ??  Die waren sinds de vakantie weg....

De reden om mijn medicatie te verdubbelen was vanwege het feit dat de
eiwitten in mijn beenmerg nog niet vergenoeg zijn gedaald. Dit zit nu op 60% en dat had eigenlijk al onder de 25% moeten zitten. Hierbij houden ze de waarde van de eerste beenmergpunctie als 100%. Er is druk en lang overleg geweest met het Erasmus MC over hoe verder te behandelen. Er zijn nog alternatieve medicijnen die sneller werken, maar die brengen ook heftigere bijwerkingen met zich mee. Mijn arts heeft er dus op aangedrongen om met de huidige medicijnen door te gaan. Dan duurt het alleen iets langer voordat het gewenste resultaat is bereikt. Doordat ik 2 tabletten moest gaan innemen waren de spierpijn en gewrichtspijn ook weer terug... ??
Ik heb de tip gekregen om er 1 's morgens en 1 's avonds in te nemen, daarvan merkte ik direct verschil.
De pijn is al een stuk minder en ik heb meer energie.

02 september 2016

Een warme zomer dag.

Het is een warme zomerse dag. Eigenlijk net te druk geweest. Met de hond gelopen, een boodschap gedaan met de fiets en nog heel even met de kinderen naar het zwembad. Maar nu lig ik, met dikke knieën en enkels van het vocht, in de loungebank in de tuin met de voeten omhoog. Ik ben moe. Ik doe mijn best om nog wat te lezen. Een verhaal over de reebokkenjacht. Hoewel het een boeiend verhaal is merk ik dat ik af en toe wat weg dommel, al knikkebollend waarbij ik steeds weer even wakker schrik probeer ik het verhaal toch te lezen.

Na een voorspoedige rit komen we aan bij de jachthut. Snel laden we alle spullen uit en zetten de tent op, waarin mijn 2 oudste dochters en ik zullen verblijven dit weekend. Bokkenjacht, daarvoor zijn we hier. Het is bronsttijd voor het reewild, de bokken zijn in deze periode op zoek naar bronstige geiten die ze kunnen beslaan.* De eerste avond wordt ik samen met mijn middelste dochter op een hoogzit ingedeeld. Mijn andere dochter zit met haar Opa en Oma in een ander deel van het veld.

(*beslaan= de dekking van de reegeit door de reebok)

Bij de hoogzit aangekomen klim ik als eerste de ladder op en open de deur. Emma volgt en wijst direct op de resten van een wespennest. Het is een oud ding en ik veeg het naar buiten. Als we goed en wel een minuut of 5 zitten komt er een wesp de hoogzit binnen gevlogen. We kijken omhoog en zien daar een wespennest hangen wat wél in gebruik is! We verlaten snel deze hoogzit en verkassen naar een andere, die schuin tegenover ons ligt. 

Die avond krijgen we heel wat reewild, en zelfs een damhert, te zien. Een jaarlingbok komt als een pijl uit de boog af op het geluid van de fiep**. Als hij even stil staat schat ik de afstand op 120 meter. “Dat is me nog net te ver” fluister ik tegen Emma. Ik laat nog een keer een fieptoon horen. De jaarling reageert direct en, als een hond, met de neus aan de grond komt hij in hoog tempo de heuvel af in mijn richting. Ik volg ‘m in de bukskijker, maar hij stopt pas als hij naast de hoogzit achter een struik staat. Mijn hart bonst in mijn keel en even ben ik bang dat hij dat kan horen. Met een paar sprongen staat het bokje op 5 meter achter de hoogzit.
Terug bij de jachthut worden de verhalen uitgewisseld. Elise had met Opa en Oma wel een bok gezien maar niet geschoten. Jachtvriend Jan heeft wel een bok geschoten. Eén met een heel apart gewei. Aan één kant een gewone stang en aan de andere kant een heel klein “misvormt” ding met meerdere stekels. Eervol wordt de bok dan, met een borrel, “dood gedronken”. Nadat alle verhalen meerdere keren over de tafel zijn gegaan, wordt er besloten dat er geen ochtend aanzit gedaan wordt zodat ik genoeg rust krijg. Ergens ben ik wel blij met dit besluit, anders zou ik mezelf over vermoeien.

(**fiep= een instrument waarmee het geluid van een bronstige reegeit kan worden geïmiteerd)

Na een, voor mijn doen op dit moment, goede nacht sta ik om half zeven op en ga de hond uit laten. In de jachthut is het nog rustig dus ik neem aan dat mijn ouders nog slapen. Als ik een drie kwartier later terug kom is iedereen wakker.  Er worden verse broodjes gehaald bij de bakker in het dorp en gezamenlijk ontbeten.
De middag  en avond aanzit leveren aanblik op van geiten en meerjarige bokken, maar een jaarling laat zich niet zien. Al met al wel weer een prachtige dag in het veld.
De zondag begint rustig met een ontbijt en daarna heerlijk relaxen in de zon. Mijn dochters gooien stokken in de vijver die de honden braaf apporteren. Ze hebben de grootste lol. Ik besluit ’s middags nog even te gaan zitten op een hoogzit in het bos, samen met mijn oudste dochter deze keer. Deze hoogzit zit niet echt prettig en er is niet veel ruimte.  Bij de eerste “fieptonen” staat er gelijk een reegeit schuin voor ons tussen de varens. Als ik een paar minuten later weer een serie tonen produceer komt de geit tot naast de hoogzit. We kunnen haar mooi opserveren. Langzaam scharrelt ze van ons vandaan in de richting van waaruit ze kwam. Bij de 3de serie tonen springt ze met grote sprongen langs ons af, de heuvel op en verdwijnt achter ons in het bos. Slechts enkele ogenblikken later komt er links een reekalf het veldje op. Rustig loopt het kalf door het hoge gras, maar krijgt dan ineens haast. Het rent onder de hoogzit door en verdwijnt in dezelfde richting als de geit.
Als het begint te regenen besluiten we terug te gaan naar de jachthut.
Aan de grote houten tafel bij de hut zitten we nog droog. En als het niet harder gaat regenen zullen de beukenbladeren er wel voor zorgen dat we droog blijven. Na een heerlijke BBQ zoek ik mijn plekje aan de wildakker weer op. In het begin is het rustig, links lopen een bok en een geit op grote afstand. Afwisselend wordt de geit door de bok gedreven en dan staat de geit te eten en gaat de bok er bij liggen. Rechts voor me op de heuvel loopt een meerjarige bok. Hij trekt zich nergens iets van aan. Af en toe een hapje nemend van het kruid loopt hij rustig in de richting van de bosrand. Na een minuut of tien verdwijnt hij van het toneel. Zo nu en dan kijk ik door de verrekijker naar de bok en de geit aan de linkerzijde.  In mijn ooghoek zie ik een ree uit het bos komen, ik zet de verrekijker aan mijn ogen en zie een bok. Een gaffelgewei*** tot aan de oren. Het zou een jaarling kunnen zijn. Hij loopt rustig de heuvel op, dan ineens gaat hij er met grote sprongen vandoor en blijft op 170 meter staan. “Wat was dat?” denk ik bij mezelf. Als ik naar rechts kijkt zie ik mijn antwoord staan. De bok die eerder in het bos was verdwenen, staat weer op het veld. De gaffel staat nog steeds op dezelfde plek, kijkt zo nu en dan om naar de meerjarige bok en loopt dan verder. Door te fiepen probeer ik zijn aandacht te trekken maar hij reageert niet. Waarschijnlijk toch wat angst voor de meerjarige bok die ook nog steeds op het veld loopt, maar ook die toont geen enkele interesse in mijn concert.

(***gaffelgewei = een gewei met 2 vertakkingen)

Dan als uit het niets zie ik in een ooghoek iets aan komen rennen. Ik draai mijn hoofd en herken ik de jaarling van vrijdagavond. Als hij voor de hoogzit rent roep ik hem aan: “BOK!!” Als bevroren blijft hij staan. Hij staat spits (recht) naar me toe. Door de bukskijker hou ik ‘m in het oog, na enige seconden draait hij zich om en komt dwars. Het kruis vindt het blad en het schot is er uit. Als door de bliksem getroffen schiet de bok vooruit. Hij verdwijnt naast mij in het struikgewas, dan hoor ik het geluid van dorre bladeren en dan niets meer…
Ik voel een hand op mijn schouder en schrik wakker. Als ik mijn ogen open zie ik het gezicht van mijn vrouw. “Kom je eten? Ik heb al opgeschept.” zegt ze lachend, “Je was in slaap gevallen.” Ik kom omhoog en besef dat ik alles heb gedroomd...


De volgende dag moet ik weer naar het ziekenhuis voor de controle van mijn bloed. Gelukkig hoeven we niet lang te wachten. We worden binnen geroepen en nemen plaats in de spreekkamer. De arts is tevreden met de uitslagen van mijn bloed. De witte bloedcellen zijn verder gezakt naar een waarde van 4,3. Deze horen een waarde tussen 0 en 10 te hebben. De bloedplaatjes zijn gezakt naar 100. Dit hoort tussen de 150 en 350 te zijn. Hier valt dus nog wat verbetering te behalen. Het is overigens vrij normaal dat dit gebeurt. De medicatie valt namelijk ook de gezonde cellen min of meer aan. Het is alleen wel zaak dat deze waarde niet verder zakt….

Groet,

Maarten